Fietstocht 2023: Lissabon – Spaanse Grens

27 – 29 maart: Lissabon
Ik ben 3 dagen in Lissabon gebleven.
Meer daarover lees je via onderstaande link:

30 maart: Lissabon – Ericeira (49,6 km – 620 D+)
De route van vandaag was de nachtmerrie van een fietser! Om Lissabon uit te komen had ik wel verwacht dat het geen pretje zou zijn qua verkeer en dat de weg steeds bergop zou gaan, maar wat volgde was nog erger: door buitenwijken met hoge flatgebouwen die aan het voormalige Oostblok deden denken, constant steil omhoog en omlaag, geen fietspaden, druk verkeer en heel slechte lucht door alle uitlaatgassen.

De laatste 15 km waren makkelijker omdat ik richting zee afdaalde, maar wel weer langs een drukke weg.
Vandaag was de slechtste fietsdag van mijn hele reis tot nu toe, denk ik. Hopelijk was dit de eerste en de laatste.

Aangekomen bij Olive 3 Ericeira Hostel was het alsof je van de verkeershel naar de hemel ging. Het hostelpersoneel was supervriendelijk, er was een rustige tuin, een gemeenschappelijke ruimte en keuken die aanvoelde als thuis. Er was zelfs een volledig ingerichte yogastudio waar gasten gebruik van mochten maken. Ik was graag een tweede nacht gebleven, maar ze waren volzet.

Om alle slechte autogassen uit mijn longen te krijgen, bracht ik voor het avondeten ongeveer een uur op het strand door om de frisse zeelucht in te ademen.

Ericeira

31 maart: Ericeira – Ribeira de Pedrulhos (33 km – 510D+)
Ik had tot 12 uur de tijd om uit te checken bij Olive3 Ericeira Hostel en maakte dankbaar gebruik van deze tijd om voor het ontbijt een uitgebreide yogasessie te doen in hun studio. Dit is zoooo heilzaam voor lichaam, gewrichten en geest. 

Ik verliet Ericeira rond 12u en voordat ik landinwaarts ging naar Ribeira de Pedrulhos, bracht ik enige tijd op een bank door en keek naar de golven van de Atlantische Oceaan.
In Ribeira de Pedrulhos, een klein dorpje vlakbij Torres Vedras, verwachtten Geertje en Ernest me rond 17u. Zij zijn de oprichters van ‘No Pega Mon’, de stichting waarmee ik samenwerkte tijdens mijn eerste twee fietstochten ten gunste van No Pega Mons educatief project in Bubaque, Guinee-Bissau (Nordkapp in 2018 en Groot-Brittannië/Ierland in 2019).

Ik ben blij dat ik hier een paar dagen kan blijven rusten want de jeukende keel en droge hoest die ik had tijdens mijn eerste dagen in Portugal zijn teruggekomen na de verstikkende ‘smoorpijprit’ van Lissabon naar Ericeira.

De kortste weg naar Ribeira stuurde me weer over verschillende stofwegen met veel wandel-fietsgedeelten, dus toen ik een verbindingsstraat naar de N9 zag, nam ik die en maakte een fietsbare omweg van een tiental kilometer om het dorp te bereiken.7 km lang volgden we de Raya Real, een 70 meter breed zandpad door dennenbossen dat vroeger door vee werd gebruikt. Het leidde in één rechte lijn naar het koninklijk paleis (Palacio del Rey), een voormalig jachtoord van de koninklijke familie.

Om 13:30 begon het te regenen en moesten we onder een dennenboom schuilen om onze lunch op te eten.

Daarna moesten we nog 5 km wandelen tot aan het bedevaartsoord El Rocio, met de bekende ‘Ermita de Santa María de Las Rocinas’. Elk jaar reizen in de laatste week van mei 1 miljoen mensen, meestal te voet of te paard, naar dit dorp om de Virgen del Rocio te vereren.
Omdat er zoveel paarden in het dorp zijn, heeft het geen geasfalteerde wegen. Het voelde een beetje als een dorp in een westernfilm.
Alles bij elkaar hebben we vandaag 18 km gewandeld, grotendeels in mul zand.

Onderweg naar Alenquer

4 april: Ribeira de Pedrulhos – Alenquer (34,3 km -380 D+)
Na afscheid te hebben genomen van Geertje en Ernest, zette ik koers naar Alenquer, de eerste stad onderweg met een camping. Mijn fietsconditie is nog wat ondermaats, dus ik doe het rustig aan tot ik me weer sterker voel.

De eerste vijf kilometer tot aan Torres Vedras gingen over een glad grindpad langs een riviertje. Heel mooi en rustig fietsen.

Na Torres Vedras nam ik de N9, een weg met één rijstrook in elke richting en geen fietspad. Niet aangenaam en veilig om te fietsen, maar gelukkig was er weinig verkeer.

De eerste 20 km gingen grotendeels bergop. In Merceana dronk ik een Tonic en babbelde wat met een oude man die geen Engels sprak. Hij zei dat de laatste 10 km naar Alenquer vlak zouden zijn, en gelukkig had hij voor 90 procent gelijk.

Ik arriveerde rond 15:30 op Camping Alenquer en had alle tijd om te relaxen en mijn rekoefeningen te doen in de zon.

5 april: Alenquer- Escaroupim (47,2 km – 280 D+)
Toen ik vanmorgen naar het toilet ging kon ik het toilet niet doortrekken. Er was ook geen leidingwater. Het water was afgesloten en dat zou tot 15u duren, zonder enige waarschuwing vooraf! De campingeigenaar, een vriendelijke maar enigszins chaotische man, bracht me een fles Evian, zodat ik genoeg water had voor het ontbijt en onderweg. 

Komoot beloofde me een vlakke rit met slechts 140 hoogtemeters. Na Alenquer werd het landschap inderdaad vlakker. 
Ik hoopte dat het Komoot-traject rustiger zou zijn dan het GoogleMaps-alternatief langs de N9, maar dat was wishful thinking. De N3 ging door een industriegebied en er waren veel grote vrachtwagens. Maar het had een brede vluchtstrook, dus fietsen was comfortabeler en veiliger. Op de fietsonvriendelijke wegen in Portugal is men al gelukkig met weinig… 

Onderweg naar Escapourim

Op de schoorstenen van een fabriek naast de drukke N3 zag ik veel ooievaarsnesten. Deze vogels zoeken blijkbaar geen romantische nestplaatsen….
In Azambuja, een stad die niet bepaald in een erg aantrekkelijk wandelgebied ligt, zag ik verschillende backpackers. Iets verderop zag ik de verklaring van hun aanwezigheid: een bordje van de Camino de Santiago

Voorbij Azambuja kon ik de N3 verlaten en een rustige lokale weg langs een spoorweg volgen. Eindelijk het soort wegen waar elke fietser naar verlangt!

Brug over de Taag

Om de Taag over te steken moest ik een 1 km lange ijzeren brug oversteken met links een voetgangerspad, in het midden een enkele rijbaan voor auto’s en rechts een heel smal fietspad.  De autostrook was te smal voor een auto én een fiets, en het fietspad was vrij smal voor mijn bepakte fiets. Ik durfde de auto’s niet te volgen, want als ik niet kon oversteken voordat de auto’s uit de tegenovergestelde richting de brug opreden, zou ik al het verkeer hinderen. Ik moest dus heel voorzichtig lopen met mijn fiets op het smalle fietspad, dat links en rechts van mijn fietstassen slechts 5 cm speling bood.

Midden op de brug kwamen twee fietsers uit tegenovergestelde richting. Mijn hemel, hoe zouden we langs elkaar heen gaan!? Ze waren jong. Toen de brug even autovrij was, sprongen ze over de leuning, tilden hun fietsen er ook overheen, en voorbij mij klommen ze opnieuw naar het fietspad. Ik was hen erg dankbaar dat ze dit wilden doen.
Na de brug moest ik nog 4 km over een grindweg naar de camping fietsen, de laatste 2 in hike-a-bike modus omdat het grind weer te zanderig werd.

6 april: Escaroupim – Golegã (51km – 140D+)
Het was een mooie rit, grotendeels over landelijke wegen, afgezien van de eerste 4 km. Vanaf de camping, die in een groot bos ligt, moest ik mijn fiets 3,5 km duwen en ploegen door heel mul en diep zand, tot aan het dorpje Muse. Het kostte me een vol uur en veel zweet. Maar ik heb genoten van het prachtige bos.
Na 4 km op de N118 na Muse kon ik een zeer beschadigde geasfalteerde weg volgen, met rechts een rivier met veel watervogels en links eindeloze akkers en wijngaarden. Ik denk dat de Taagvallei de wijnkelder van Portugal is. Helaas kon ik door de vele kuilen in de weg niet naar de riviervogels kijken tijdens het fietsen.
In een leuk picknickpark met bankjes aan de rivier in Alpiarça at ik mijn lunch en dronk ik koffie in het kleine barretje.

Voorbij Alpiarça volgde ik een zeer vlotte provinciale weg door de velden. Een fietsershemel.
Het is opvallend hoeveel vervallen schuren en boerderijen er in deze regio staan.

Langs de N118

Voor Golegã moest ik de Taag weer oversteken via een soortgelijke ijzeren brug als gisteren, maar deze keer was de autobaan breed genoeg voor auto’s én fietsen.
Golegã is een zeer authentiek oud dorp. Het is de ‘paardenhoofdstad’ van Portugal. Elk jaar wordt hier in november een enorme show van Lusitano-paarden gehouden. Het dorp werd ook vaak bezocht door de beroemde Portugese schrijver José Saramago, geboren in het nabijgelegen Azinhaga.

Voor Portugese normen is het Parque de Campismo Municipal da Golegã een schone, goed onderhouden, goed ingerichte en goedkope camping. Ik zette mijn tent op onder een boom met een heel delicaat parfum van bloesems. Zeer plezierige plek! Ik bleef er uiteindelijk drie nachten om het dorp te bezoeken.

Golegã - de Paardenhoofdstad

10 april: Ortiga – Castelo del Vide (65,2 km – 780)
Vandaag had ik een heel slechte ervaring, de eerste van deze soort tijdens deze reis van acht maanden. En hopelijk de laatste….
Na een vermoeiende rit van bijna 60 km kwam ik aan op Camping Quinta do Pomarinho. Het was een Nederlandse boerderijcamping. Ik was blij want ik hou van die kleinschalige Nederlandse campings.
Toen ik de inrijlaan op fietste, stond er een bord dat de camping vol was, maar wandelaars en fietsers zijn altijd welkom – althans dat is mijn ervaring tot nu toe.
Niet op deze camping. Er was voldoende open ruimte om een tentje op te zetten, maar de Nederlandse eigenaar zei dat hij het maximale aantal toegestane kampeerders had bereikt en dat hij dat aantal niet zou overschrijden. Ik smeekte hem en zei dat ik erg moe was, maar hij was genadeloos…
Een aardig Nederlands stel had me aangeboden om achter hun camper te staan voor het geval de man me zou afwijzen – ze hadden de dag voordien ook een slechte ervaring met hem gehad toen ze aankwamen – maar no way, hij gooide me eruit.
Het leuke stel gaf me een kom soep en een sapje voordat ik weer op de fiets stapte. Wat een tegenstelling….

Quinta Do Pomarinho

De volgende camping lag op een afstand van ongeveer 20 km, te ver voor mij aangezien het al 18u was. Daarom besloot ik terug te rijden naar Castelo de Vide, een toeristisch plaatsje met veel accommodatie. Onderweg daarheen zou ik een wildkampeerplek zoeken, en als ik er geen zou vinden, zou ik zeker een bed in Castelo vinden. Ik vond geen kampeerplek, al de landgoeden langs de N-246 waren omheind. Toen klom ik de laatste steile 180 meter van de dag naar Castelo, dat tegen een heuvel is gebouwd.

Maar afgezien van dit ongelukje was de weg vandaag schitterend: eerst een lange en steile klim uit de Taagvallei, dan een plateau van 20 km door de natuur met een lekkere rugwind, een paar kilometer over een berijdbaar zandpad — met enkele hekken die ik gelukkig kon openen — en een doorgang via een vreemd, rotsachtig maanlandschap dat me deed denken aan The Burren in Ierland. Later vertelde Geert Barbier me op Facebook dat deze rotsformaties miljoenen jaren geleden zijn ontstaan door gletsjers. En kijk, net als in Ierland, een eindje verder zag ik een prachtig hunebed. Ik hou van deze prehistorische begraafplaatsen, er hangt altijd een heel bijzondere energie.

Dolmen - Nisa regio

11 april: Castelo de Vide – Salorino (68,3 km – 830D+)
De negativiteit van gisteren vanwege de weigering op camping Quinta do Pomarinho werd vandaag voor 300 procent gecompenseerd dankzij alle vriendelijke en behulpzame mensen die ik ontmoette.

Antonio, die ik onderweg ontmoette in São Salvador da Aramenha verwees me door naar zijn vriend Paulo Cristóvão in Salorino (SP) om in dat dorp onderdak te zoeken. De serveerster in hotel Casa Cuartel in San Vicente De Alcántara, Extremadura, Spanje, maakte een salade voor me klaar terwijl de keuken al gesloten was. De dorpelingen in bar An Ca’ Juli in Salorino lieten me op de GPS zien hoe ik de afgelegen hoeve van Paulo kon bereiken. Dan waren er nog de muurschilder Sojo JC (Sojo.JC op Instagram), die met zijn ultrarealistische schilderijen actief bijdraagt aan de charme van dit dorp; de oude herder in Salorino die poseerde voor een foto met zijn schapen en trots vertelde dat hij al 32 jaar schaapherder was, en tot slot Paulo en zijn dochter Inez, die me een slaapkamer en eetgelegenheid in zijn hoeve aanboden.

De route van vandaag was weer erg mooi, maar op sommige stukken moest ik mijn fiets duwen omdat Komoot me er weer toe had gelokt om kleine maar zeer steile binnenweggetjes te nemen. Gelukkig kon ik na zo’n 8 zware kilometers weer op de hoofdweg naar Spanje komen.

In Extremadura werd het landschap opener en werden de hellingen ‘zachter’. Kilometers achter elkaar fietste ik door een rotsachtig landschap, passeerde een prachtig meer en volgde een lang stuk grind.

De laatste 20 km van San Vicente naar Salorino moest ik klimmen naar de Elice Pass.
In Salorino, dat bekend staat om zijn talrijke muurschilderingen, heb ik alle schilderijen die ik passeerde gefotografeerd en een kort praatje gemaakt met Sojo JC, een van de straatartiesten (Kunst met hoofdletter). Hij vertelde me dat verschillende kunstenaars naar dit dorp komen om een muurschildering te maken. De muurschilderingen illustreren de fauna, flora en tradities van het dorp.

Vanuit bar An Ca’ Juli belde ik Paulo en hij vertelde me dat ik bij hem kon overnachten, 4 km verder langs de N251 en dan nog eens 3 km landinwaarts over een zandweg. Wat mijn totaal vandaag op 68 km brengt.

Deel deze post op social media

Lees meer...

nl_NL_formal